HOME
Ziekten bij roofvogels en uilen - Westnijlvirus

Ziekten bij roofvogels en uilen

Westnijlvirus

Eaglewatch roofvogels en uilen

WESTNIJLVIRUS


Westnijlvirus (WNV):


Westnijlkoorts wordt veroorzaakt door het westnijlvirus (WNV). Dit virus komt voor bij vogels en wordt overgebracht door muggen. Het virus kan ook op de mens en op sommige zoogdieren, zoals paarden, worden overgedragen. In de meeste gevallen verloopt deze ziekte zonder ziekteverschijnselen. Echter bij ongeveer 10% van de dieren worden in ernst variërende neurologische verschijnselen gezien. Het virus kan vanuit trekvogels door muggen overgedragen worden op paarden; vogels zijn de reservoirgastheer. Het paard is “dead-end” host, hetgeen wil zeggen dat een paard het virus niet kan overbrengen op de mens. Het veroorzakende virus is een Flavivirus, behorend tot dezelfde familie als het dengue-virus, gelekoortsvirus, japanse-encefalitis-virus en het tick-born-encefalitisvirus. Het is een zoönose, dat wil zeggen dat mensen WNV kunnen krijgen via overdracht vanuit dieren (in dit geval vogels).

WNV is meldingsplichtig op basis van artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. WVN is opgenomen in de Europese handelsrichtlijn voor paardachtigen (Richtlijn 90/426/EC): lidstaten hebben de plicht elkaar te vrijwaren van deze ziekte.

Diagnose van westnijlvirus:
​De incubatietijd van het virus bij het paard varieert van drie tot vijftien dagen en daarop volgend is een korte periode waarin lage hoeveelheden virus in de bloedbaan circuleren. Bij paarden verloopt een infectie met WNV voor een groot deel van de dieren zonder (zichtbare) verschijnselen. Bij ongeveer 10% van de dieren worden in ernst variërende neurologische verschijnselen gezien. Verder wordt bij deze dieren regelmatig geringe koorts, anorexie, sloomheid, en/of koliek gezien. Van de dieren die wel acute neurologische verschijnselen vertonen gaat ongeveer 35% dood of moet worden geëuthanaseerd.

Om de diagnose te kunnen stellen zijn verschillende testen beschikbaar (serologische testen zoals de ELISA en de virusneutralisatietest). Bij levende paarden heeft het aantonen van het virus zelf een lage gevoeligheid omdat er maar kort en in lage hoeveelheden virus in het bloed aanwezig is en het virus niet via andere routes uitgescheiden wordt. Een recente infectie kan het beste bevestigd worden door het aantonen van IgM antistoffen in het bloed met behulp van een IgM ELISA. Er zijn ook ELISAs die zowel IgM als IgG aantonen. Hierbij is het van belang om te weten of het paard eerder tegen WNV gevaccineerd is geweest of uit een land komt waar het virus endemisch aanwezig is (zoals de Verenigde Staten of Canada of Noord Italië), na vaccinatie of infectie blijven paarden jarenlang positief op IgG antistoffen. De virusneutralisatietest is de gouden standaard en wordt door het Centraal Veterinair Instituut in Lelystad uitgevoerd in geval van verdenkingen van WNV.

Risicofactoren voor westnijlvirus:
De belangrijkste risicofactoren voor overdracht van een infectie zijn besmette vogels en geïnfecteerde muggen, voornamelijk van het soort Culex. Het virus wordt namelijk vanuit trekvogels overgedragen door muggen. Vogels zijn de reservoirgastheer en zijn de enige diersoort waarin het WNV zich dusdanig vermeerdert dat muggen zich via een bloedmaal kunnen besmetten. Trekvogels spelen hierdoor een belangrijke rol in de verspreiding van het virus. Vogels zelf vertonen over het algemeen weinig symptomen, maar bij een aantal soorten treedt verhoogde sterfte op, dit kan in het seizoen waarin de muggen voorkomen (zomer en najaar) een reden zijn om dode vogels op deze ziekteverwekker te testen. Zo werd tijdens de WNV epidemie in de Verenigde Staten massale sterfte gezien bij de Noord-Amerikaanse kraai, diverse gaaiensoorten en bij eksters, terwijl dit in Europa nog niet zo gezien is. Bij WNV uitbraken in Hongarije en Oostenrijk werden met name dode roofvogels gevonden. De wijze en omvang van vogelsterfte hangt sterk af van de aanwezige vogelsoorten en van de WNV stammen die circuleren.

Paarden en mensen zijn zogenaamde ”dead-end” hosts. Bij geïnfecteerde paarden en mensen bevindt zich onvoldoende virus in het bloed om een niet-geïnfecteerde mug te besmetten; een vogel heeft wel voldoende virus in het bloed om een mug te infecteren, echter bij kippen is dat waarschijnlijk niet het geval. Virusoverdracht van mens op mens of van paard of paard kan overigens wel plaatsvinden door andere manieren, zoals bloedtransfusie, orgaantransplantatie en chirurgische instrumenten!

Algemene onderwerpen:

Aviaire goiter Aviaire necropsie Ziek maken Sterfte Trichomoniasis Vitamine A Vogelziekten Ziekten Ziekteverwekkers

Bacteriën:

Chlamydia Clostridium Ecoli Megabacteria Psittacose Salmonella Tuberculose

DNA:

DNA besmetting DNA geslachtsbepaling

Parasieten:

Coccidiën Cryptosporidium Giardia

Schimmels:

Aspergillose I Aspergillose II

Virussen:

Aviaire influenzavirus Aviaire polyomavirus Diagnose Aviaire influenzavirus Newcastle virus Pacheco Psittacine Westnijlvirus

Wormen:

Wormen