Aquila Fasciata (Vieillot, 1822)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Aquila |
![]() |
Bonelli's eagle | ![]() |
Aigle de Bonelli |
![]() |
Habichtsadler | ![]() |
Aquila del Bonelli |
![]() |
Orzelek poludniowy | ![]() |
Águia de Bonelli |
![]() |
Hökörn | ![]() |
Aguila perdicera |
![]() |
Høgeørn | ![]() |
Ястребиный орёл |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
![]() |
Populatie trend van deze soort loopt terug. Er leven naar schatting 20.000 tot 49.999 volwassen exemplaren in het wild. |
![]() |
Er zijn twee ondersoorten gemeld: - Aquila fasciata fasciata - Aquila fasciata renschi |
![]() |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 66 - 74 cm Spanwijdte : 150 - 180 cm Gewicht : (M) 1600 gram / (V) 2000 gram |
![]() |
Kenmerken: Het vliegbeeld aan dat van de wespendief; hij is echter duidelijk groter en heeft sterker gevingerde slagpennen. Bij oude vogels loopt over de onderkant van de vleugels een brede donkere band, die contrasteert met de lichte onderzijde van het lichaam. Kenmerkend is een licht vlek op de donkerbruine rugzijde. De lange, lichtgrijze staart heeft een brede, zwarte eindband. Jonge vogels zijn in het eerste levensjaar van boven helemaal donker, van onderen roestbruin tot aan de vleugelpunten. Vervolgens wordt het verenkleed bont en is op driejarige leeftijd uitgekleurd. |
![]() |
Vlucht: |
![]() |
Habitat: Open, weinig beboste gebieden in een heuvel- of bergachtig landschap met rotswanden. Verkeert buiten de broedtijd graag in vochtige streken met een hoog voedselaanbod in de vorm van watervogels. |
![]() |
Geluid: Tijdens het baltsen en op de broedplaats, bijvoorbeeld bij het overdragen van een prooi is een 'jie-euh' en een hoog 'jibjibjib' te horen. Klik hier voor afspelen geluidsfragment. |
![]() |
Voedsel: Stort zich van grote hoogte met aangelegde vleugels razendsnel op een ontdekte prooi; jaagt ook wel laag langs rotswanden of vanaf een uitkijkpost. Beide partners jagen vaak samen. De voornaamste prooidieren zijn konijnen, rode patrijzen en kauwen; bovendien jonge hazen en ratten, duiven en vele andere vogelsoorten, alsmede hagedissen. Vliegende vogels worden in de lucht geslagen op de manier waarop valken dat plegen te doen. |
![]() |
Voortplanting: De leeftijd van de geslachtsrijpheid is niet bekend. Waarschijnlijk blijven de paren levenslang bij elkaar. De baltsvluchten beginnen al in november / december. De vogels storten zich met aangelegde vleugel steil naar beneden en schieten vervolgens weer de hoogte in. De horst wordt bij voorkeur hoog in steile rotswanden of in ravijnen gebouwd, meestal in een holte of nis. De horst wordt gemaakt van takken en twijgen. Niet zelden wordt hij jagend achtereen gebruikt en kan dan zeer omvangrijk worden. Vaak heeft een paar een aantal wisselnesten. Broedtijd: februari - maart; Legselgrootte: meestal 2 eieren (69 x 54 mm; 11 gram), die om de twee dagen wordt gelegd. Ze zijn wit of gelig bruin gevlekt. |
![]() |
Overige: |
![]() |
Leefgebied: Algerije; Cyprus; Djibouti; Egypte; Frankrijk; Gibraltar; Griekenland; Iran, Islamitische Republiek; Irak; Israël; Italië; Jordanië; Lao Democratische Volksrepubliek; Libanon; Libië; Mauritanië; Marokko; Noord-Macedonië; Oman; Palestina, staat van; Portugal; Saoedi-Arabië; Spanje; Syrische Arabische Republiek; Thailand; Oost-Timor; Tunesië; Kalkoen; Verenigde Arabische Emiraten; Oezbekistan; Vietnam; Jemen Broedgebied: Albanië; Bhutan; Bosnië-Herzegovina; Bulgarije; China; Kroatië; Georgië; Hong Kong; India; Indonesië; Montenegro; Myanmar; Nepal; Pakistan; Servië; Tadzjikistan; Turkmenistan |