CHACO-BOSUIL
Strix chacoensis (Cherrie & Reichenberger, 1921)
Taxonomie
| Orde | Familie | Genus |
| Strigiformes | Strigidae | Strix |
 |
Chaco Owl |  |
Chouette du Chaco |
 |
Chacokauz |  |
Allocco del chaco |
 |
Puszczyk jarzębaty |  |
|
 |
Chacouggla |  |
Cárabo Chaqueño |
 |
Chaconatugle |  |
Неясыть Чако |
Synonym(s):
-
-
Status IUCN Redlist
| DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Laatste IUCN publicatie update: 2018
► Eerdere publicaties...
2016 — Least Concern (LC)
2012 — Least Concern (LC)
2009 — Least Concern (LC)
2008 — Least Concern (LC)
2006 — Least Concern (LC)
2004 — Not Recognized (NR)
2000 — Not Recognized (NR)
1994 — Not Recognized (NR)
1988 — Not Recognized (NR)
2016 — Least Concern (LC)
2012 — Least Concern (LC)
2009 — Least Concern (LC)
2008 — Least Concern (LC)
2006 — Least Concern (LC)
2004 — Not Recognized (NR)
2000 — Not Recognized (NR)
1994 — Not Recognized (NR)
1988 — Not Recognized (NR)
Uilen informatie
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
 |
De populatie trend van deze soort loopt terug. |
 |
Strix chacoensis heeft geen ondersoorten (monotypisch). |
 |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 30 - 35 cm Spanwijdte : 65 - 75 cm Gewicht : (M) - gram / (V) - gram |
 |
Kenmerken: Het gezicht van de chaco-bosuil is wit met donkere ringen en donkere rand. Kroon met donkere band. Bovenzijde donkerbruin, zwaargeband en wit gevlekt. Staart en slagpennen zijn roodbruin. Onderzijde witachtig zwaar geband bruin. Iris donkerbruin, snavel bleek geelachtig. |
 |
Vlucht: |
 |
Habitat: Voorkeursgebied voor de chaco-bosuil is dunbevolkt, droog met doornige struiken, cactussen en kleine boomgroepen. |
 |
Geluid: Klik hier voor afspelen geluidsfragment. |
 |
Voedsel: Ze jagen voornamelijk op kleine vogels, zoogdieren en andere gewervelde dieren, maar voeden zich ook met insecten, spinnen en schorpioenen. Het zijn overwegend nachtelijke jagers, beginnend vanaf de schemering. |
 |
Voortplanting: Nesten worden meestal gemaakt in gaten in bomen maar soms op de grond onder struiken of gevallen takken. Het paren vindt plaats in mei, meestal worden er 2 eieren gelegd. Incubatie wordt gedaan door het vrouwtje waarbij het mannetje voedsel geeft. |
 |
Overige: |
Voorkomen in de wereld
 |
Leefgebied: Argentinië, Bolivia, Paraguay. |
