Nieuwsbericht | 
	  19-03-2013
Puberende kiekendieven on the move
	  
ANTWERPEN - De 
	  Bruine kiekendief is een van de Vlaamse roofvogels die ’s winters 
	  ver naar het zuiden wegtrekt. Vanaf half maart komen ze terug uit hun 
	  overwinteringsgebied. In 2011 startte het Instituut voor Natuur- en 
	  Bosonderzoek (INBO) een project om meer inzicht te krijgen in de 
	  broedecologie van deze soort. Hoeveel zijn er nog? Waar broeden ze? 
	  Hoeveel jongen brengen ze groot? Wordt er elk jaar op dezelfde plek 
	  gebroed? En komen ook de jongen terug naar hun geboortestreek? Intussen 
	  lopen de eerste resultaten binnen.
Dit ecologisch onderzoek wordt 
	  uitgevoerd door het INBO, samen met de Roofvogelwerkgroep Zeeland en een 
	  aantal vrijwilligers en wetenschappelijke instellingen. Sinds de opstart 
	  van het project werden 215 jonge vogels op het nest geringd en van 
	  wingtags voorzien. Een van de doelstellingen was te achterhalen of jonge 
	  Bruine kiekendieven (Circus aeruginosus) terugkeren naar de plaats van hun 
	  geboorte. Zijn ze plaatstrouw of wagen ze een stapje in de wereld en 
	  vestigen ze zich als volwassen vogel ergens anders? Bovendien wou het 
	  project achterhalen of jongen die in moerasgebied zijn geboren later als 
	  volwassen vogel ook broeden in moerasgebied, dan wel of ze opteren voor 
	  een graanveld als nestplek. In Vlaanderen worden immers steeds vaker 
	  ‘graanbroeders’ gemeld, een recent fenomeen dat nog nauwelijks werd 
	  bestudeerd.
   
	  
Algemeen wordt aangenomen dat Bruine 
	  kiekendieven meestal pas twee jaar na hun geboorte, dus als 
	  derdejaarsvogel, naar de broedgebieden terugkeren. Vogels die wingtags 
	  aankregen in 2011 worden dus pas in 2013 terug in onze contreien verwacht. 
	  Toch werd in het voorjaar van 2012 met spanning uitgekeken naar 
	  waarnemingen van tweedejaarsvogels. En ja, in februari was het zover: in 
	  Meetkerke (West-Vlaanderen) werd een Bruine kiekendief opgemerkt die in 
	  het kader van het project in 2011 van wingtags werd voorzien. Jammer 
	  genoeg kon enkel de kleurcombinatie worden afgelezen (de vogel vloog te 
	  ver waardoor de code niet exact kon worden vastgesteld). In mei en juni 
	  2012 werd in de Oostkustpolders nog een ‘projectkiek’ opgemerkt. Dit 
	  exemplaar werd als jong geringd nabij Terneuzen (Zeeland). En in de 
	  nazomer van 2012 werden drie tweedejaarsvogels gezien: één nabij Gembloux 
	  en een ander in de buurt van Doornik. Deze vogels werden het jaar ervoor 
	  van een kleurmerk voorzien in resp. Arnemuiden en Ossenisse. Een derde 
	  vogel kon enkel op leeftijd worden gebracht; de code op de wingtag kon 
	  niet worden afgelezen waardoor ook de herkomst van deze vogel niet kon 
	  worden achterhaald.
Het blijft natuurlijk een raadsel wat die 
	  puberende kiekendieven al die tijd gedaan hebben. Hebben ze bij ons 
	  overwinterd en zijn ze de ganse winter onopgemerkt gebleven? Dat is zeker 
	  een mogelijkheid want zelfs de vogel uit de Oostkustpolders is tenslotte 
	  maar enkele keren gemeld, ook al wordt het gebied druk bezocht door 
	  vogelaars. Of trokken ze toch naar het zuiden, keerden ze terug in het 
	  voorjaar en hebben ze wat rondgezworven zonder dat iemand ze heeft 
	  opgemerkt? Hoe het ook zij, het is nu duidelijk dat een aantal van de 
	  projectvogels toch al in hun tweede levensjaar in ons land kunnen worden 
	  waargenomen.
   
	  
En hoe zit het met de waarnemingen van de 
	  eerstejaarsvogels van vorig jaar? Aanvankelijk kwamen er vooral meldingen 
	  binnen uit de omgeving van het nest. Sommige jongen blijven immers tot 
	  meer dan twee maanden in de omgeving van de nestplaats rondhangen. Vanaf 
	  half augustus werden gekleurringde jongen gemeld op enkele tientallen 
	  kilometers van hun nestplaats. In Vlaanderen vlogen een aantal Zeelandse 
	  vogels over. Een iets spectaculairdere terugmelding was een jonge Bruine 
	  kiekendief die half augustus uitgeput werd gevonden nabij Mons. De 
	  pechvogel was afkomstig van Koewacht (Zeeland) en werd overgebracht naar 
	  een nabijgelegen vogelopvangcentrum. De jonge snaak kon er volledig 
	  revalideren en werd later weer losgelaten. Een ander jong uit Zeeland, 
	  deze keer uit Biervliet, werd waargenomen in Limoges, centraal Frankrijk.
	  
Deze winter kwam er nog een verrassing. Franse ornithologen die in het 
	  Afrikaanse Senegal de slaapplaatsen van de 
	  Grauwe kiekendief (Circus 
	  pygargus) bestuderen, zagen in januari en februari 2013 een gekleurmerkte 
	  Bruine kiekendief. Het bleek om een jong te gaan dat in juli 2012 werd 
	  gekleurmerkt nabij Watervliet in het Meetjeslandse krekengebied. Dit was 
	  meteen de eerste terugmelding uit de Afrikaanse overwinteringsgebieden.
	  
Het volgen van de dispersie en trek van jongen is één ding maar de 
	  hoofdbedoeling van het kleurmerken blijft de wisselwerking tussen 
	  populaties en de plaats- en habitattrouw na te gaan. Er wordt dan ook met 
	  spanning uitgekeken naar wat het komende voorjaar zal brengen. Daarom 
	  vraagt het INBO de medewerking van alle veldornithologen. Zie je een 
	  gekleurmerkte Bruine kiekendief, geef dit zeker door aan de 
	  projectcoördinator op onderstaand e-mail adres, zelfs indien je de 
	  wingtags niet volledig hebt kunnen aflezen. Let goed op welk merkteken op 
	  de rechtervleugel en welk op de linkervleugel zit. Noteer achtergrondkleur 
	  van de tag, de code en de kleur van de code. Codes zijn enkel wit of 
	  zwart, de achtergrondkleur kan wit, geel, groen, rood, lichtblauw of 
	  fuchsia (purper) zijn. Er zijn ook wingtags zonder code. Een foto maken is 
	  ook een goede tip: heel dikwijls is het merk daarop alsnog af te lezen.
   
	  
(bron: Anny Anselin, anny.anselin@inbo.be, 
	  Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) - Foto's: Kjell Janssen)