|
Roofvogels en uilen in de wereld:
|
|
|
|
Bengaalse Gier - Gyps bengalensis (Gmelin, 1788) |
White-rumped vulture |
Vautour chaugoun |
Bengalengeier |
Grifone dorsobianco del Bengala |
Bengalgam |
Buitre Dorsiblanco Bengalí |
? |
Sep bengalski |
Bengalgrib |
Populatie trend van deze soort loopt terug. |
Gyps bengalensis heeft geen ondersoorten (monotypisch).
|
Lengte : 75 - 85 cm |
Spanwijdte : 250 - 290 cm |
Gewicht : (M) circa 4700 gram / (V) circa
4700 gram |
Bengaalse gieren zijn zeer
sociaal en zijn het hele jaar in koppels te vinden, vaak met andere
soorten, zoals de
Indische gier
(Gyps indicus). De Aziatische
Bengaalse gier heeft onlangs een catastrofale crash ondergaan, die het
voortbestaan van deze soort ernstig bedreigt. Het is een middelgrote gier,
met stompe klauwen en een bloot hoofd, dat deze groep van aasvoedende
vogels karakteriseert. De vleugels zijn zwart, terwijl de halskraag, stuit
en ondervleugels wit zijn. De kale hoofd en de nek zijn zwart en de kraag
is zilver. |
Bhutan, Cambodja, India, Iran, Laos, Myanmar, Nepal,
Pakistan, Thailand, Vietnam; Uitgestorven in: Bangladesh; China; Maleisië. |
Deze gieren zijn vaak dicht bij menselijke bewoning te
vinden, zoals steden en dorpen in de buurt van de teelt. |
Als alle gieren eten zij aas en zoeken de karkassen bij
vuilnisbelten, slachthuizen en in de open velden. Ze zijn vraatzuchtig.
Van een koppel verschillende soorten gieren is gemeld, dat een karkas van
een stier in slechts 40 minuten was opgepeuzeld. |
Broeden komt ook voor in groepen op de traditionele
locaties. De nesten liggen op 2 tot 18 meter hoogte en er kunnen maar
liefst 15 in een boom. De paring vindt meestal plaats tussen november en
januari, waarna de vrouwtjes een ei leggen, die vervolgens bijna twee
maanden wordt bebroed. Na het uitkomen van de eieren blijven de kuikens
twee tot drie maanden in het nest. |
|
|
|
|